Bep van Sloten, 68 jaar, is trainer op het gebied van jeugdzorg en heeft in haar werk veel kinderen in kinderhuizen gesproken
“Ik heb heel veel kindertehuizen bezocht in de afgelopen tientallen jaren en in het kader van onderzoeken ook groepsgesprekken met kinderen gedaan. Eén zo’n groepsgesprek heeft me veel geleerd. Kinderen vertelden dat ze geen foto’s van zichzelf hadden. Er kwamen wel mensen, en vrijwilligers die foto’s van hen namen, maar zelf kregen ze die nooit. In het huis hingen wel groepsfoto’s. Die kinderen hadden eigenlijk geen eigen identiteit, ze waren altijd een groep. Om ze terug te plaatsen was dat het eerste dat we deden. Elk kind apart op de foto zetten en hen laten dromen over waar ze goed in waren en wat ze later wilden worden.
Ook mijn ontmoeting met een klein meisje maakte veel indruk. Ik vroeg haar en de andere kinderen in het kinderhuis te tekenen hoe een goed huis eruit zag. Dit meisje tekende een gewoon huis met pleegouders en een kamer met een bed. Ik heb die tekening nog. Toen ze dat getekend had keek ze me aan en zei: ’Dát is een huis. Ga jij nu regelen dat ik dat ook echt krijg?’. Een moreel dilemma, want ik kon niets beloven natuurlijk. Gelukkig hebben de maatschappelijk werkster en de directeur van dat tehuis dat voor elkaar gekregen. Toen ik hen een jaar later sprak vertelden zij dat het zo geweldig goed ging met dit meisje in het gezin. Ze bleek uiteindelijk bij een tante te kunnen wonen. Het was gewoon makkelijker geweest haar in een kinderhuis te plaatsen toen haar moeder overleed. Toen besefte ik nog eens extra het belang van een hechtingsfiguur en van het ergens écht bij horen. Dat bereik je niet in een tehuis.””
“De mensen ter plekke zijn de echte experts, als buitenstaander loop je met hen mee.”
Bep hielp ook de Nederlandse stichting waarvan ze bestuurslid is, om hun kindertehuis in Namibië te sluiten. “De kinderen werden daar goed verzorgd. Maar veel van de kinderen hadden een soort somberheid over zich. Ze dachten: wie zit nu nog op mij te wachten, ik heb geen toekomst, niemand houdt echt van mij. Ze presteerden slecht op school ondanks alle inspanningen van hun verzorgers. Inmiddels wonen al ‘onze’ kinderen thuis of bij pleegouders. Ik zie dat ze echte liefde krijgen en dat ze zich normale gezinsleden voelen.”
De samenwerking met de lokale bevolking is de sleutel tot succes. “De mensen ter plekke zijn de echte experts, als buitenstaander loop je met hen mee. Als je met kinderen en verzorgers daar praat, zie je hoeveel dat oplevert. Zij weten wat wel en niet kan werken en zij hebben oplossingen die wij niet zouden kunnen verzinnen. Zij kennen het land en de mogelijkheden. Zo kwamen bij de ombouw van het kinderhuis in Namibië een verzorgster met de oplossing om een gewoon huis te huren en daar met de kinderen te gaan wonen die niet naar huis konden. Opeens waren ze een gewoon gezin. Een jongetje zei hierover: ‘Dus dan ben ik niet meer dat kind van het kindertehuis, maar ben ik gewoon John.’ (niet zijn echte naam) Het was alsof hij een nieuwe identiteit kreeg. Hij doet het nu heel goed en is dol op zijn pleegmoeder.”
Wat zou jij mensen willen meegeven die vrijwilligerswerk willen doen in een ontwikkelingsland en daarbij denken aan werken in een kindertehuis?
“Doe het niet, kijk naar alternatieven voor het werken met kwetsbare kinderen. En denk goed na over wat jij te bieden hebt. Hoe fout is het als wij als rijke Nederlandse jongeren als een soort Sinterklaas iets komen doen met kinderen wat je in Nederland helemaal niet mag zonder diploma? Een kind in Nepal heeft net zoveel rechten als een kind hier. Als we hier geen tijdelijke vrijwilligers zonder diploma toelaten om met kwetsbare kinderen te werken, doe dat dan ook niet daar. Het argument dat daar geen goede zorg is, en dus ‘alles welkom’ is, klopt niet. Ik denk dat als je even een kindje aandacht geeft en laat proeven hoe het zou moeten zijn en dan weer weggaat, je meer kwaad doet dan goed.”